Wilmar over de wetenschap - 1

Zijn interventies om bevlogenheid te vergroten effectief? Wat is er eigenlijk bekend over de effectiviteit van interventies om bevlogenheid op het werk te vergroten? Daar zijn weliswaar een groot aantal afzonderlijke studies naar verricht maar tot op heden het ontbreekt aan een gedegen overzicht. Welnu, dat is precies wat drie onderzoekers van de universiteit van Sheffield zich ten doel hebben gesteld[1].
 
Ze hebben de wetenschappelijke literatuur afgegraasd en vonden maar liefst 725 verwijzingen naar bevlogenheidsinterventies. Dat lijkt veel, maar het ging niet altijd om empirisch onderzoek, laat staan goed onderzoek. Want om in aanmerking te komen voor verdere analyse moest het onderzoek bestaan uit een interventiegroep en een controlegroep die geen interventie kreeg. Bovendien moest het niveau van bevlogenheid voor en na de interventie – ook bij de controlegroep – betrouwbaar gemeten worden. Toen die strenge criteria werden gehanteerd bleven er nog maar 20 (sic!) studies over.
 
Het gaat om vier soorten interventies:
  • Het vergroten van persoonlijke hulpbronnen, zoals veerkracht, optimisme en zelfvertrouwen;
  • Het vergroten van energiebronnen op het werk, zoals feedback, autonomie en sociale steun;
  • Leiderschapsinterventies gericht op het vergroten van kennis en vaardigheden van leidinggevenden om zodoende de bevlogenheid van hun mensen te vergoten;
  • Gezondheidsbevordering gericht op een gezondere life style en stess-management.
 
Bijna alle interventiestudies baseerden zich op het Job-Demands Resources model en stelden de mate van bevlogenheid met behulp van de Utrecht Work Engagement Scale vast.
 
Na deze strenge selectie berekenen de onderzoekers met behulp van een bepaalde statistische methode (meta-analyse) het effect van de interventies. Voelen de deelnemers zich na afloop van de interventie inderdaad meer bevlogen dan daarvoor? En is dit positieve effect groter dan bij de controlegroep?
 
Het blijkt inderdaad dat er van een “klein, positief, maar betrouwbaar” effect sprake is. Na afloop zijn de deelnemers aan de interventiegroep – in vergelijking met de controlegroep – meer bevlogen dan ervoor. Het gaat hier om een algemeen effect. Wordt er gekeken naar type interventie, dan blijken groepsinterventies in vergelijking met individuele interventies een groter namelijk “medium tot sterk effect” te hebben. Dat komt waarschijnlijk omdat mensen in een groep effectiever vaardigheden leren en ook gezamenlijk aan energiebronnen op het werk kunnen werken.
 
Er werden overigens géén verschillen in effectiviteit gevonden tussen de bovengenoemde vier soorten interventies. Wel zijn er verschillen gevonden tussen de verschillende aspecten van bevlogenheid (vitaliteit, toewijding en absorptie).  Het blijkt dat de vitaliteit vooral onmiddellijk na de interventie het hoogste is om daarna weer wat af te nemen, terwijl het bij de beide andere twee dimensies van bevlogenheid (toewijding en absorptie) precies andersom is; deze stijgen minder sterk direct na de interventie maar blijven langer op peil.
 
Er is dus een klein maar stabiel effect gemeten. Het mag misschien op het eerste gezicht teleurstellend lijken dat de effecten van bevlogenheidsinterventies niet sterker zijn.  Toch is het dat zeker niet kan ik als wetenschapper zeggen. Er moet namelijk bij worden aangetekend dat de interventies zijn uitgevoerd in verschillende landen, bij verschillende soorten werknemers, die in verschillende soorten organisaties werken. Bovendien zijn er de strengst mogelijke wetenschappelijke eisen aan de studies gesteld en zijn ze met behulp van meedogenloze statistiek geanalyseerd. Zo bezien is het toch een mooi en optimistisch resultaat dat er van een meetbaar en generaliseerbaar positief effect sprake is. We keep up the good work
 
[1] Knight, C., Patterson, M., & Dawson, J. (2016). Building work engagement: A systematic review and meta-analysis of the effectiveness of work engagement interventions, (November). http://doi.org/10.1002/job.2167